De Ayurvedische dieetleer & de Westerse voedingsleer

 

Ayurvedisch paradigma  Westers paradigma
Geest is de eerste oorzaak Geest is een bijproduct van de werking van het zenuwstelsel.
Voedsel is energie en heeft bepaalde kwaliteiten Voedsel is materie en heeft een energiewaarde
Voedsel wordt gekend door zijn kwaliteiten Voedsel wordt gekend door zijn kwantitatieve samenstelling
Waarneming is de basis voor kennis Meting is de basis voor kennis
Voedsel is zowel fysiek als geestelijk Voedsel is alleen fysiek
Er zijn 6 smaken Er zijn 5 smaken
Een evenwichtige maaltijd bevat de 6 smaken Een evenwichtige maaltijd bestaat uit de schijf van vijf
Smaak is de toegang tot het kennen van de kwaliteit Smaak is niet essentieel
Vertering wordt gezien als een vuur dat goed moet blijven branden Vertering is een kwestie van enzymen en gebeurt geheel autonoom
Een goede vertering is de hoeksteen van een goede gezondheid Een goede vertering is een aspect van gezondheid
Dieet dient in overeenstemming te zijn met iemands constitutie Dieet is voor ieder hetzelfde, zolang de schijf van vijf gevolgd wordt
Verteringkracht is voornamelijk afhankelijk van de constitutie Verteringkracht is voornamelijk afhankelijk van de leeftijd
Vertering hangt nauw samen met immuniteit Vertering hangt samen met een deel van de immuniteit
Keukenkruiden en zout zijn essentieel voor het onderhouden van de vertering Keukenkruiden en zout zijn smaakmakers
Diepvries en microgolf oven gebruik verandert de smaak en de kwaliteit van voedsel Diepvries en microgolf oven gebruik verandert de samenstelling van voedsel niet

In het Ayurvedisch model is geest de eerste oorzaak. Alles vertrekt hieruit en dat is ook onze dagelijkse ervaring. Voor we bij de bakker een lang, grof gesneden vragen, hadden we die gedachte al in de geest. En dat is met alles zo van een huis tot een auto en een job.

Voedsel is materie volgens de Westerse zienswijze. Volgens Ayurveda is voedsel energie. Sinds Einstein weten we dat beide zienswijzen goed zijn. Materie en energie zijn als twee zijden van 1 muntstuk.

Voedsel is energie en die energie wordt gekend door zijn kwaliteiten. Kwaliteiten zijn onmeetbaar. Ze zijn niet-materieel, wel ervaarbaar door onze zintuigen.
De smaak, de geur, het uitzicht, het geluid en het betasten van voedsel vertellen alles over de energie van het genuttigde voedsel. De kwaliteiten van voedsel worden eerst en vooral door de smaak herkend. Een zoete smaak heeft bijvoorbeeld een afkoelende energie. Ieder die ooit een rode peper heeft gegeten weet dat je de brandende energie hiervan het best met suiker neutraliseert. Alles wat koelend werkt, zet aan en dat is ook onze ervaring met zoet.
Aardappels die je schilt verraden hun wrange energie via het tastgevoel. In het dagelijkse leven worden kwaliteit en kwantiteit voortdurend door elkaar gebruikt. Als je een kilo appelen koopt, let je zeker ook op hun kwaliteit als hardheid, versheid of geur.

Kwaliteiten zijn een uitdrukking van energie. Deze energie ervaren we als sterk of zwak. Het gaat over bijvoorbeeld Vuur dat niet voldoende brandt of Wind die te hard waait. Koud is alleen koud ten opzichte van iets dat warmer is. Zwaar is alleen zwaar ten opzichte van iets dat lichter is. Beoordeling in dit model is steeds relatief, nooit absoluut. Dat is dan ook de reden waarom het energetische model niet door het wetenschappelijk model kan bewezen worden. Wat voor de een koud is kan voor de ander lauw zijn, nooit zal je dat objectief kunnen aantonen.
Vis en vlees hebben allebei een zware kwaliteit, toch weten we dat vis lichter verteert als vlees. Het gaat hier over de subjectieve ervaring, die moeilijk reproduceerbaar te meten is. In beide modellen gaat het vaak over teveel of te weinig. Bij de kwantitatieve benadering ga je dit exact meten met meettoestellen. Bij de kwalitatieve benadering zijn onze zintuigen de meettoestellen. Onze waarneming is de basis voor onze kennis.

Als we spreken over voedsel, bedoelen we gewoonlijk dat soort voedsel dat via de mond genuttigd wordt. Ayurveda ziet ook de andere zintuigen als poorten, waar niet materieel voedsel binnenkomt. Alles wat via de zintuigen binnenkomt, is voedsel en moet terug lichaamseigen worden. Dus niet alleen de borrelhapjes met kaas moeten verteerd worden, maar ook de gesprekken en emoties tijdens de borrel. Geestelijke indrukken komen via de ogen, oren, neus, tastzintuig en via de smaak binnen. Onze volkswijsheid zegt over smaak, dat de gedachte van de kok terug te vinden is in het voedsel. Als het goed voelt in een gezelschap smaakt het eten beter en kan je meer eten zonder zwaartegevoel achteraf.
Gevoelens en emoties hebben ook kwaliteiten. Een zoete herinnering of een wrange nasmaak, een bittere ervaring, een zure opmerking of ongezouten je mening geven zijn herkenbaar. De relatie tussen woede en hitte en angst en kou is ook bekend. Een ontmoeting, een gesprek of een aanraking kan je een licht gevoel geven of een zwaar. De al of niet goede vertering van dit alles zal bepalen of je leven een zware of een lichte kwaliteit heeft.
Ayurveda is een geest – lichaam geneeskunst en alles wat de geest verhit zal zich in het lichaam uiten als hitte, bijvoorbeeld als ontstekingen of rode huiduitslag. Geef je het lichaam veel rode pepers, dan zal dat in ons klimaat snel leiden tot oververhitting van de geest met woede aanvallen en jaloezie tot gevolg.
In het Ayurvedisch model is het dus van belang om te zorgen dat naast het lichaam ook de geest, zijn voedsel krijgt met de juiste kwaliteit en in de juiste hoeveelheid, op de goede tijd en overeenkomstig de kwaliteiten van de plaats.

Ayurveda kent 6 smaken. De wrange of samentrekkende smaak en de scherpe of pikante smaak zijn extra, naast de ook in het Westen bekende zoete, zure, zoute en bittere smaak. Elke smaak heeft zijn specifieke hoofdkwaliteit. Zoet heeft een zware kwaliteit en zuur werkt licht. Bitter is koelend, zout en wrang werken verzwarend en scherp is drogend. De smaak is dus via zijn kwaliteiten bepalend voor de werking van de genuttigde voedselsubstantie. Dat is de reden waarom bijvoorbeeld zoet dik maakt en alles wat verwarmend is, slanker maakt.

Smaak

Tot hiertoe kijken we in het Westen naar voeding in termen van kwantiteiten. Hoeveel vetten bevat die kaas, hoeveel koolhydraten of hoeveel calorieën mag ik eten? Ayurveda gaat uit van een kwalitatieve benadering. Is een voedingsmiddel warm of koud; zwaar of licht; droog of vettig? De kwalitatieve benadering is voor ieder van ons begrijpelijk. Taartjes zijn zoet en zoet maakt zwaar. Door iets te proeven weten we welke kwaliteit een voedingsmiddel heeft. Spaanse pepers proeven pikant en deze smaak verwarmt.

Niemand weet uit eigen ervaring hoeveel eiwitten er in 100 gram kalkoenvlees zitten. Doch dat is onze Westerse, analytische manier om naar de wereld te kijken. In de Ayurvedische voedingsleer gaat het om smaak. Dat is één van onze vijf zintuigen. Voedsel streelt onze tong. Alle voedsel doet dit, van een drie sterren maaltijd tot een opgewarmde diepvries spinazieschotel. Ayurveda gaat ervan uit dat alle zintuigen goed verzorgd moeten worden om de mens in goede gezondheid te houden.

Als we kijken naar de wereld en onszelf nu, stellen we vast dat vooral ons zicht – en gehoorzintuig wordt gestimuleerd. We leven in een elektronische beeldcultuur, waar altijd wel ergens lawaai is. Het tastzintuig dat verbonden is met de huid, wordt verwaarloost. Als cultuur hebben we angst om aan te raken. Ook de geurzin wordt ondermaats gebruikt. Een vers gebakken brood heeft toch zeker een andere geur dan een diepvriesbrood. Toch is de tijd niet meer veraf dat de laatste warme bakker de deegrol neerlegt. Waarom zou die nog moeite doen, als niemand meer het verschil ruikt tussen verse pistolets en opgewarmde diepvriesbroodjes? Geur en smaak hangen grotendeels samen, zoals we weten als we verkouden zijn en niets meer proeven omdat onze neus dichtzit. Die vers opgewarmde diepvriespistolet heeft net zoveel smaak als geur.
Toch zal bij scheikundige analyse het diepvriesexemplaar evenveel proteïnen, koolhydraten, vetten en zelfs mineralen en spoorelementen bevatten als zijn verse collega. De logische conclusie als je alleen vanuit het kwantitatieve model kijkt is dat alles in orde is. Of voedsel nu zijn geur of een deel van zijn smaak verliest, is niet belangrijk. Vanuit het andere model is dit wel belangrijk want de smaak van een voedingsproduct, bepaalt de energie en de werking ervan.

Minstens één maaltijd per dag moet de 6 smaken bevatten volgens Ayurveda. Zoet, zout, bitter en wrang gaan gewoonlijk wel maar wat scherpte en zuurte ontbreekt vaak in onze Westerse maaltijd.

Eten volgens de constitutie is een essentieel onderdeel van het Ayurvedisch voedingsadvies. Het is nodig om te zien welke kwaliteit primeert bij iemand op dit moment om een zinnig voedingsadvies te kunnen geven. Anders kom je tot algemeenheden als rauwkost is goed voor iedereen, melk voor elk en an apple a day keeps the doctor away.

Ook in het Westers model wordt nu erkend dat de darm een belangrijke plaats is voor onze immuniteit. Die is volgens Ayurveda een rechtstreeks gevolg van een goede werking van het spijsverteringsstelsel. Is de vertering goed, dan ook de weerstand. Problemen met de immuniteit zijn in de eerste plaats terug te voeren op verteringsproblemen.

Een goede vertering geeft energie. Gebrek aan energie is vaak het eerste wat ervaren wordt bij een slechte vertering. In Hawaï is het woord voor gezondheid en voor overvloedige energie hetzelfde. Genezing betekent dan het herstellen van de energiestroom.

De basis voor een goede vertering is het gebruik van digestiva. Dit zijn specerijen die de vertering bevorderen. Mierikswortel, mosterdzaad, mosterd, zout en zwarte peper zijn hier voorbeelden van. In uitbreiding gaan alle specerijen, zowel de Oosterse als de Provençaalse, de vertering lichter maken.

Peter Van Herck

© AyurvedaPraktijk - Eliaertsstraat 25 - 2140 Antwerpen - +32 (0)475 76 77 25
Website door JOVASOLUTIONS.BE